…als ik tot slot
ja, sterf eigenlijk, god,
wat vergaat op dat ogenblik,
de wereld of ik?
Leo Vroman
___________________________
Ergens in een achterkamer hangt een tekening van Marc Chagall, neergezet op een vel pakpapier van het soort waarin ooit exemplaren van het tijdschrift Podium naar boekhandels en abonnees werden verzonden. De Russische schilder was op de drukkerij te gast bij de redactie. Iemand vroeg hem om een illustratie, in enkele forse lijnen zette hij het sterke beeld neer.
Mijn vader nam de tekening mee naar huis, intussen achter glas gezet verhuisde ze naar verre streken.

Een curiosum van een zekere picturale schoonheid. Daarom liet ik er een deskundige naar kijken met de vraag of de prent gerestaureerd kon worden. Uitgesloten – het papier is tot stof verworden, alleen de lijst en het glas houden alles nog net bijeen. De minste aanraking doet de engel verpulveren, zoals ook de oude nummers van het tijdschrift Podium intussen op mijn boekenplank vergaan.
De aartsengel – ontpopt als vlinder. Raak het vleugelstof aan en het schitterende beestje gaat te gronde.
Mijn collegeseries begon ik soms met dit adagium:
‘Het hogere is overal en altijd het hogere van het lagere.’
Slechts voor een gelovige kan het hogere vallen. Engelen zijn echter altijd al gevallen. Niets is zuiver, alleen een puritein die erin gelooft. Voor ongelovigen komt de ‘gevallene’ juist thuis. Denk aan de gelukkige engelen in Wenders’ film Himmel Über Berlin. Ze komen op aarde terecht – eindelijk voelen ze, eindelijk genieten ze. Eindelijk mogen ook zij pijn lijden!
Antieke goden waren nog tastbaar. Hermes – de beschermer van handel, dieven, reizigers en kudden, tevens boodschapper voor de andere goden – werd voorgesteld met schoenen aan en een hoed op, beide getooid met vleugeltjes. De engel als Frühgeburt.
Met Chagalls etherische schilderijen voor ogen begrijp je Hermans’ aversie tegen godsdienstige dwepers nog beter. Volgens hem werd in de kring rond Podium, waarvan hij bij ons thuis de redactiebijeenkomsten bezocht, ‘te veel over Ter Braak en het christendom geluld’. Ook die andere gast op deze bijeenkomsten, toen nog Van het Reve, vond Chagalls werk kitsch. ‘En dan nog slechte kitsch, want die bestaat ook.’
Hing mijn vader om esthetische redenen Chagalls tekening aan de studeerkamerwand, of zag hij ook iets in diens zweverige schilderijen? Dit vroeg ik hem nooit, het komt pas nu bij me op. Hij was trouwens inderdaad een fan van Ter Braak, maar van het christendom moest hij niets hebben.
Wanneer mijn moeder deze wereld zal verlaten, is Chagalls Aartsengel ten dode opgeschreven. Het verdrietige moment waarop we hem zullen moeten verhangen.
Stof zijt gij en tot stof zult ge wederkeren.
BEKIJK OOK MIJN DAGBLOG –sierksma.wordpress.com
Sierksma, La Roche-Haarlem, 2012